En weer zeurt de plant om water
Toen Yori – de regisseur – en ik er op een dag achter kwamen dat we allebei grote gevoelens hadden over het doodgaan, maar daar precies tegenovergestelde emoties bij voelden, wisten we: hier moeten we een voorstelling van maken.
Yori vindt het actieve sterven – oud worden, vergeten, pijn hebben, het dichterbij komen van het einde – doodeng.
Ik ben bang voor wat erna komt. Of eigenlijk: wat ik allemaal niet meer mee zal maken.
Wanneer je sterft, houdt je lichaam op met een huis zijn voor je geest. De wereld stopt met bestaan – voor jou.
In de voorstelling volgen we een vrouw die ongeneeslijk ziek is. Ze vraagt euthanasie aan, maar krijgt geen toestemming.
Ze mag niet leven. Ze mag niet sterven.
In haar hoofd begint ze te fantaseren over zelfmoord — als manier om controle terug te pakken.
Het speelt zich af in haar appartement: haar bubbel, haar veilige plek, maar ook een gevangenis.
Een soort kas: een afgesloten ruimte, vol licht en geluid die haar innerlijke staat weerspiegelen.
De muren luisteren mee. De meubels worden medeplichtig.
Alles ademt haar mentale staat.
Aan het einde kiest ze zelf voor loslaten.
Ze ruimt het appartement leeg, stukje bij beetje.
Niet in paniek, maar bewust.
Tot ze in een lege ruimte staat.
Dan opent ze de deur en loopt naar buiten
